De vermiste Wieringers

Men zou denken dat Japikje Wigbout wel genoeg ellende had gehad. Acht van haar negen kinderen had ze verloren. Maar toen ik naar haar familienaam zocht vond ik nog een onvoorstelbaar verhaal.
Japikje werd geboren in een schippersfamilie op Wieringen, in die tijd nog een eiland in de Zuiderzee. Ze woonden in een stolp op de Hoelm, een gehuchtje aan de zuidelijke oude zeedijk. Vele eeuwen lagen hier de vissersaakjes, beschut achter een slinger in de dijk. Op delpher.nl, waar je oude kranten kunt doorspitten, zoek ik naar Wigbout. Al gauw stuit ik op een familiebericht in januari 1901:

Vermoedelijk overleden op
16 Januari  l.l.  onze geliefde
Dierbaren:
P.J. Wigbout, oud 68 jaren,
J.P. Wigbout, oud 44 jaren
en P.J. Wigbout, ruim 15 jaren.

Drie Wigbouten, ‘vermoedelijk’ tegelijk overleden. Een schipbreuk? Familie van Japikje? Ik zoek verder. Geen schipbreuk. Maar in diverse krantenberichten ontvouwt zich langzaam het verhaal.

De oude Pieter Wigbout, zijn zoon Jan en zijn kleinzoon Pieter, en nog een jongen uit de buurt, Jan Kraan, vertrokken op woensdagochtend per schaats over het zeeijs. Richting Kolhorn, een dorp aan de overkant van de vaargeul, hemelsbreed zo’n tien kilometer verderop. Ervaren schippers als zij waren kenden zij de Zuiderzee door en door, bovendien ze hadden ze de tocht al vele winters ondernomen.

Toen de mannen de volgende avond niet waren teruggekeerd was men nog niet ongerust. Maar ook op vrijdag kwamen ze niet. De telefoonverbinding was al ruim veertien dagen verbroken door een defect aan de kabel in zee. Op zaterdagmorgen vertrok de dochter van Pieter met de postschuit naar Kolhorn, waar ze tot de ontdekking kwam dat noch haar vader, nog een van de anderen daar was aangekomen.

Door het opzetten van het ijs kon ze pas op zondag terugkeren met het ontstellende bericht. Meteen gingen de eerste schuiten te water om te zoeken, in de hoop de schaatsers nog op een ijsschots aan te treffen. Een week lang werd naar de vermisten gezocht. De hele Wieringer vissersvloot, twee marineschepen uit Den Helder en de Zuiderzeepolitie van Edam. Maar allen keerden onverrichterzake terug.

Ondertussen had men de hoop gevestigd op de Friese kust, vanwege de aanhoudende westenwind. En ook omdat mensen uit het dorp Zurich de vier meenden te hebben gezien op een ijsschots. In Stavoren liet men ’s nachts de lantaarns in de haven branden om tot sein te dienen. Overdag tuurden vele mensen voortdurend met verrekijkers in zee.

Eind januari. Leeuwarder Courant.

’Zeer gegronde vrees bestaat dus, dat een viertal menschen op allerverschrikkelijkste wijze den dood is ingegaan.’

Eind maart.

Het lijk van Jan Kraan wordt gevonden in een vaarwater bij Wieringen. Zijn horloge is op vijf over negen blijven staan. Anderhalf uur na vertrek. In april worden de lichamen gevonden van de jonge en de oude Pieter. Tenslotte wordt eind mei ook Jan gevonden. Allen hadden de schaatsen nog onder de voeten.

Waarom gingen de mannen eigenlijk naar Kolhorn? Hoogstwaarschijnlijk gingen ze op familiebezoek. In Kolhorn woonde een zuster van Pieter. Japikje.

Toen ik deze geschiedenis eenmaal had 'ontdekt'
bleek het een alom bekend verhaal te zijn.
Lees op Oneindig Noord-Holland:
Schaatsdrama op de Zuiderzee