‘Jan, pák je geweer!’
Zag oma Beek een haas in het weiland. Ze hield erg van lekker eten.
Of ze zei: ‘Jan, ik lust wel een boutje vanavond.’
Ging opa met de karabijn het land in.
Ze woonden op een boerderij in de Beemster, opa had een landbouwbedrijf en wat koeien en paarden. Hij was een nette en integere man en goudeerlijk. In het land stond hij weleens te vloeken omdat de paarden dan beter luisterden, maar in huis deed hij dat nooit.
Mijn moeder ging als klein meisje vaak bij hen op bezoek. Waar de bus afboog naar Oosthuizen stond opa te wachten, aan het begin van de smalle landweg. Eerst met paard en wagen en later met de Fiat. Een lange weg met aan weerszijden hoge bomen en kaarsrechte sloten. Aan het einde lag de boerderij in de beschermende arm van de ringvaartdijk.
De boerderij staat er nog. De rijksweg A7 is dwars door het land van opa aangelegd. Maar toen woonden ze er al niet meer. Toen de boerderij verkocht was gingen ze rentenieren in een mooi dorp dichtbij de duinen. Er stond een prachtig huis te koop aan een stille weg met een groot grasveld ervoor, maar uiteindelijk kochten ze een veel kleiner huis aan de hoofdweg. Want oma wilde graag in het dorp wonen. Ze zei: 'Nou wil ik weleens wat zien.'