Wij gaan.

In het kanaal bij Kolhorn zie ik een bootje liggen. Het is de KH44.
'U kunt ons huren hoor!' roept de schipper. Hij legt uit dat de boot vroeger werd gebruikt voor de ansjovisvangst op de Zuiderzee. Van de in die tijd omvangrijke vissersvloot van Kolhorn is alleen de KH44 er nog. Stichting Varend Erfgoed Kolhorn heeft het schip opgespoord, gerestaureerd en naar Kolhorn teruggebracht.

Aan de andere kant van de dijk loop ik Museum de Turfschuur binnen.
De suppoost woont al z'n hele leven in het dorp. Hij weet nog wel wat te vertellen over de eerste schipper van de KH44: 'Dat was Pieter Bood.' Hij wijst op een foto op een van de fotoborden aan de muur.
'Pieter Bood was een stoere kerel. Stond iedereen nog te kijken hoe of het weer zich ontwikkelde, komt er nou storm of blijft het rustig? Zei Bood: Wij gaan. Als ze klaar zijn met kijken zijn wij al terug.'

Later, thuis, ga ik op zoek. De moeder van Dirk heette ook Bood, Maartje Bood. Zou ze familie van deze Pieter zijn?
Ik lees dat Pieter Bood de jol liet bouwen in Alkmaar, in de winter van 1900. Hij noemde de boot Jansje Johanna, naar zijn jongste dochter.

Pieter Bood en Maartje Bood blijken volle neef en nicht. Hun vaders, IJsbrand en Cornelis, waren broers.
Bijzonder. Toen we ooit de naam voor onze oudste bedachten hadden we nog geen idee dat er ook een IJsbrand voorkomt in onze familiegeschiedenis.

Pieter Bood